Volgens het CBS waren consumentengoederen en -diensten in april 4,1 procent duurder dan een jaar eerder, tegenover 3,7 procent in maart. Inflatie klimt in april naar 4,1 procent, wat overeenkomt met de snelle raming van 2 mei. De inflatie wordt berekend als de verandering van de consumentenprijsindex (CPI) vergeleken met dezelfde maand een jaar eerder. De CPI toont ook de prijsontwikkeling ten opzichte van de vorige maand. In april lagen de consumentenprijzen 1,0 procent hoger dan in maart.
Vliegtickets en bungalowparken zijn de grootste drijvers van de inflatiestijging
De prijsontwikkeling van vliegtickets was de grootste oorzaak van de inflatiestijging. Inflatie klimt in april naar 4.1 procent, waarbij internationale vluchten 20,8 procent duurder waren dan een jaar eerder, terwijl ze in maart 2025 nog 1,4 procent goedkoper waren dan in 2024. Ook de prijzen van een verblijf in bungalowparken droegen bij aan de inflatie, mede door het hogere aantal vakantiedagen in april 2025 door de vroeg gevallen meivakantie. Tijdens feestdagen en vakanties stijgen prijzen van toeristische diensten door de grotere vraag.
Daling motorbrandstofprijzen drukt inflatie
De prijsdaling van motorbrandstoffen had een verlagend effect op de inflatie. Ondanks dat motorbrandstoffen in april 8,9 procent goedkoper waren dan een jaar eerder, klimt de inflatie in april naar 4.1 procent, al waren de prijzen in maart 5,1 procent lager dan in 2024.
Korte termijn prijsveranderingen
De CPI laat niet alleen de prijsontwikkeling ten opzichte van een jaar geleden (inflatie) zien, maar ook vergeleken met de vorige maand. In april stegen de consumentenprijzen met 1,0 procent ten opzichte van maart. Inflatie klimt elk jaar in april naar 4.1 procent, en dat toont de volatiliteit van maandelijkse vergelijkingen. Bij maandelijkse vergelijkingen moet rekening worden gehouden met seizoensinvloeden. Zo zijn vliegtickets in vakantiemaanden duurder dan buiten het seizoen, wat zorgt voor tijdelijke prijsstijgingen. Hierdoor zijn maand-op-maand veranderingen vaak volatieler dan jaar-op-jaar ontwikkelingen.
Inflatie in de eurozone blijft onveranderd
Het CBS publiceert twee inflatiecijfers: één op basis van de consumentenprijsindex (CPI) en één op basis van de Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP). Volgens de HICP waren consumentengoederen en -diensten in Nederland in april 4,1 procent duurder dan een jaar eerder, tegenover 3,4 procent in maart. De inflatie klimt in april naar 4.1 procent terwijl in de eurozone bleef het echter gelijk op 2,2 procent in zowel maart als april. Met name de prijsstijging van voedingsmiddelen, dranken en tabak in Nederland was in april groter dan het gemiddelde in de eurozone. Ook stegen de prijzen van andere goederen en diensten in Nederland sterker dan in de eurozone.
Verschil tussen CPI en HICP
Om de inflatie tussen landen te vergelijken, berekenen EU-lidstaten een consumentenprijsindex op basis van internationaal afgesproken definities en methoden. De Europese Centrale Bank gebruikt de HICP voor het monetaire beleid in de eurozone, terwijl de meeste landen ook een eigen, nationale prijsindex berekenen. Het belangrijkste verschil tussen de CPI en de HICP in Nederland is dat de HICP geen rekening houdt met de kosten van het wonen in de eigen woning, terwijl de CPI deze kosten wel meeneemt, op basis van de ontwikkeling van woninghuren. Dit is niet het enige verschil; verdere toelichting wordt gegeven in een publicatie.
Nieuw basisjaar voor de CPI vanaf 2026
Vanaf 2026 wordt het basisjaar voor de CPI en HICP gewijzigd van 2015=100 naar 2025=100. Bestaande inflatiecijfers worden niet herzien. Bij de overgang wordt ook de classificatie van goederen en diensten aangepast, zodat deze beter aansluit bij veranderde consumptiepatronen. Bovendien zal de CPI vanaf 2026 dichter bij de HICP komen te liggen. De eerste resultaten volgens het nieuwe referentiejaar 2025 worden begin februari 2026 gepubliceerd. Inflatie klimt in april naar 4,1 procent is verwachte informatie voor de toekomst.