In maart 2025 lagen de prijzen van goederen en diensten in Nederland gemiddeld 3,7 procent hoger dan een jaar eerder. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De inflatie is daarmee iets lager dan in februari, toen de stijging nog 3,8 procent bedroeg. Ondanks deze lichte daling blijven veel ondernemers en consumenten de hoge prijzen dagelijks voelen, zeker bij vaste lasten en boodschappen.
Benzine goedkoper, maar effect beperkt
Een van de weinige kostenposten die daalde, was benzine. De prijs voor een liter lag in maart gemiddeld op 1,91 euro, terwijl dat in februari nog 1,97 euro was. In vergelijking met maart vorig jaar was benzine ruim drie procent goedkoper. Dat drukt het inflatiecijfer, maar de lagere brandstofkosten compenseren nauwelijks de stijging in andere sectoren zoals wonen, voeding en horeca.
Boodschappen en diensten lopen nog altijd op
De sterkste prijsstijgingen waren te zien in de categorieën huisvesting, voeding, alcohol en tabak. Ook diensten, recreatie en horeca bleven duurder dan een jaar geleden. Veel ondernemers merken dit niet alleen in hun eigen kosten, maar ook in het consumentengedrag. Hogere prijzen zorgen ervoor dat mensen voorzichtiger worden in hun uitgaven.
Maand-op-maand stijging deels seizoensgebonden
Ten opzichte van februari 2025 stegen de prijzen in maart met 0,4 procent. Deze maand-op-maand toename wordt deels beïnvloed door seizoensinvloeden. Zo zijn vliegtickets in vakantieweken vaak duurder, wat tijdelijk doorwerkt in de prijsindex. Zulke kortetermijnschommelingen geven niet altijd een goed beeld van de onderliggende trend, maar beïnvloeden het totale inflatiecijfer wel.
Nederlandse inflatie opnieuw boven Europees gemiddelde
Ook in vergelijking met de rest van Europa blijft de Nederlandse inflatie aan de hoge kant. Volgens de Europees geharmoniseerde prijsindex (HICP) kwam de inflatie in Nederland in maart uit op 3,4 procent, terwijl het gemiddelde in de eurozone 2,2 procent bedroeg. Vooral bij voeding, dranken en tabak was het verschil groot. In Nederland waren die producten ruim zeven procent duurder dan een jaar eerder, tegenover iets minder dan drie procent in de eurozone.
Verschillen in meetmethodes spelen rol
Het verschil tussen de Nederlandse CPI en de Europese HICP is deels te verklaren door de manier waarop woonlasten worden meegeteld. In Nederland worden ook kosten van eigen woningbezit meegenomen, terwijl dat in de HICP buiten beschouwing blijft. Daarnaast zijn er verschillen in de weging en selectie van goederen en diensten tussen beide indexen.
Vernieuwing van inflatiemeting op komst
Vanaf 2026 gaat het CBS over op een nieuw basisjaar voor de CPI en HICP: van 2015 naar 2025. De classificatie van producten wordt daarbij ook aangepast aan het actuele consumptiepatroon van huishoudens. Hierdoor moet de index beter aansluiten op de economische werkelijkheid. De eerste cijfers volgens de nieuwe methode worden in februari 2026 verwacht.