Het aantal voltijdbanen (vte’s) binnen de overheidssector is in de afgelopen zeven jaar gestaag toegenomen. Daarvoor kende het arbeidsvolume juist een daling van zeven jaar op rij. In 2024 werkten er bij de overheid in totaal ongeveer 1,1 miljoen voltijdbanen. Deze cijfers zijn recentelijk gepubliceerd door het CBS.
Stijging van 16%
Bij de overheidssector gaat het niet alleen om de Rijksoverheid (inclusief defensie en de Belastingdienst) en decentrale overheden zoals gemeenten, provincies en waterschappen. Ook gesubsidieerd onderwijs en andere overheidsgerelateerde instellingen zoals de politie en ProRail worden hierbij gerekend. Tussen 2018 en 2024 steeg het aantal voltijdbanen vooral sterk in het gesubsidieerd onderwijs (toename van 54 duizend vte, ofwel +15%), de Rijksoverheid (+51 duizend vte, +30%) en de gemeenten (+28 duizend vte, +18%). In totaal groeide het arbeidsvolume binnen de gehele overheid met 154 duizend voltijdbanen, een groei van 16%. Na een periode van bezuinigingen als gevolg van de kredietcrisis, waarin het aantal banen bij de overheid afnam, is het sinds 2018 weer duidelijk in opkomst.
Verdeling en groei in detail
De recente cijfers laten ook de jaarlijkse fluctuaties zien. In 2022 nam het aantal voltijdbanen toe met onder meer 6,5 duizend bij de Rijksoverheid, 17,4 duizend in het gesubsidieerd onderwijs, en 5,8 duizend bij gemeenten. Deze groei zet zich door in 2024, al zijn de cijfers voorlopig.
Groot deel van overheidsuitgaven naar personeelskosten
In 2024 besteedde de overheid ruim 97 miljard euro aan salarissen en gerelateerde werkgeverslasten, wat al jaren ongeveer 19% van de totale overheidsuitgaven bedraagt. Van het totale aantal voltijdbanen in de overheid werkt het grootste deel, 36%, bij gesubsidieerde onderwijsinstellingen zoals scholen en universiteiten. Daarna volgen de Rijksoverheid (20%) en gemeenten (16%). In deze cijfers zijn alleen vaste werknemers inbegrepen: ingehuurde krachten vallen buiten deze telling.
Salarissen en verschillen per sector
Het gemiddelde uurloon binnen de overheid bedroeg in 2024 zo’n 54 euro, inclusief sociale premies zoals pensioenbijdragen. De hoogste lonen werden gemeten bij de Rijksoverheid en provincies, terwijl de laagste lonen vooral voorkomen bij gemeenschappelijke regelingen, waar veel laagbetaalde sociale werkplaatsen onder vallen. De verschillen in beloning zijn vooral toe te schrijven aan factoren zoals de aard van het werk, benodigde kennis en vaardigheden, opleidingsniveau, maar ook de gemiddelde leeftijd van werknemers en de arbeidsmarktconcurrentie.