Steeds meer bedrijven en consumenten omarmen slimme digitale technologieën, zoals chatbots, beeldgeneratoren en systemen voor data-analyse. Toch verschilt de adoptie wereldwijd sterk. In landen als India, de Verenigde Arabische Emiraten en Singapore neemt het gebruik in rap tempo toe, terwijl veel Europese landen juist achterblijven. Wereldwijd verschil in gebruik van AI neemt daardoor toe.
Zakelijk gebruik: experimenteren of versnellen?
In het bedrijfsleven wordt slimme software steeds vaker ingezet voor automatisering, klantenservice en besluitvorming. Vooral grote bedrijven in India en de Golfregio lopen hierin voorop: inmiddels maakt zo’n 60% gebruik van geavanceerde technologieën in hun dagelijkse processen. Dus ook daar is een wereldwijd verschil in gebruik van AI zichtbaar. Ook in landen als Singapore, China en Zuid-Korea is het zakelijke gebruik breed geaccepteerd.
Uit onderzoek van Digital News Group blijkt dat de adoptie in Europa achterblijft. In de meeste landen past slechts 20 tot 30% van de bedrijven deze technologieën op structurele basis toe. Vooral kleinere organisaties zijn terughoudend, vaak door een gebrek aan kennis, gespecialiseerd personeel of duidelijke regelgeving. Toch neemt ook hier de belangstelling toe, zeker nu generatieve toepassingen – zoals automatische tekstcreatie en beeldgeneratie – steeds laagdrempeliger worden.
Consumenten: jong en digitaal is leidend
Ook onder consumenten zijn er grote verschillen in het gebruik van slimme digitale tools. In India geeft 45% van de bevolking aan actief gebruik te maken van toepassingen zoals ChatGPT en Gemini. Wereldwijd verschil in gebruik van AI neemt toe doordat in landen als Marokko, Brazilië en Indonesië dat percentage rond de 30% ligt. In West-Europa blijft het gebruik achter, met percentages tussen de 20 en 25%, al vormt Zweden een positieve uitzondering.
Factoren zoals toegang tot technologie, taalvaardigheid en houding tegenover innovatie spelen hierbij een belangrijke rol. In veel landen zijn vooral Engelstalige of technisch onderlegde jongeren de meest actieve gebruikers. In Nederland, bijvoorbeeld, groeit het gebruik onder jongeren en studenten gestaag, maar remmen taalbarrières en zorgen over privacy en betrouwbaarheid de brede adoptie af.
Beleid en digitale infrastructuur maken het verschil
De verschillen tussen landen worden bepaald door drie factoren: de beschikbaarheid van digitale infrastructuur, het opleidingsniveau van de bevolking, en de mate waarin de overheid technologie actief ondersteunt. Wereldwijd verschil in het gebruik van AI ontstaat wanneer landen investeren in onderwijs, wet- en regelgeving, en digitale vaardigheden, waardoor ze eerder en sneller een voorsprong opbouwen.
Landen die nog geen duidelijke strategie hebben, lopen het risico achter te raken. Dit heeft economische én maatschappelijke gevolgen. Experts spreken van een opkomende digitale kloof, waarin niet alleen toegang tot technologie telt, maar vooral het vermogen om ermee te werken.
Nederland staat in dat opzicht op een kruispunt: er is veel potentie, maar de implementatie gaat nog langzaam. Nets als elders draagt wereldwijd verschil in het gebruik van AI hierin bij. Bedrijven experimenteren, consumenten zijn voorzichtig, en overheidsbeleid is in ontwikkeling. De vraag is of dat genoeg is om aan te haken bij de landen die voorlopen.